NADERE INVENTARISATIE BIJZONDERE GROEPEN (ZWANGEREN / JEUGDIGEN)

Breng risico’s bijzondere groepen in kaart

NADER IN KAART BRENGEN RISICO’S BIJZONDERE GROEPEN HELPT BIJ MAKEN BELEID

Bijzondere groepen vallen onder de nadere inventarisatie verplichtingen vanuit de Arbowet. Bijzondere groepen die hierin genoemd worden zijn zwangeren (artikel 1.41) en jeugdigen (artikel 1.36). Maar je kunt hierbij ook denken aan bijvoorbeeld niet-Nederlandstaligen en mindervaliden. (extra) Risico’s die deze groepen lopen hebben bijvoorbeeld te maken blootstelling aan gevaarlijke stoffen of fysieke belasting (risico voor ongeboren kind of zwaar tillen tijdens de zwangerschap, maar ook bijvoorbeeld tijdens de periode van borstvoeding). Een groter risico op ongevallen, mogelijk meer risicogedrag of een nog mindere belastbaarheid zijn risico’s waar jeugdigen mee te maken kunnen krijgen. Door te inventariseren welke risico’s deze groepen lopen, kunnen passende maatregelen getroffen worden. Ook kan aan de hand van het inzicht in de risico’s beleid op maat gemaakt worden en kunnen medewerkers betere voorlichting en instructie krijgen.

NADERE INVENTARISATIE BIJZONDERE GROEPEN IN 4 STAPPEN

HOEVERS Arbozorg kan een nadere inventarisatie voor bijzondere groepen binnen uw organisatie uitvoeren in vier stappen.

Stap 1 Inventariseren

Ga na welke (groepen) personen er zijn, die speciale risico’s lopen. Naast de genoemde zwangeren en jeugdigen kunnen andere groepen of personen ook extra risico’s lopen, denk bijvoorbeeld aan hartpatiënten, kleurenblinden en mindervaliden.

Stap 2 Beoordelen

Omschrijf de risico’s waarmee de bijzondere groepen te maken hebben.

Stap 3 Maatregelen

Omschrijf de getroffen maatregelen om de risico’s te beheersen, doe dit per risicogroep.

Stap 4 Borging

Ga na of de maatregelen het gewenste effect hebben. Bekijk welke maatregelen eventueel aanvullend nodig zijn om de risico’s te beheersen. Ook het toezien op het zich houden aan de afspraken en herhaling van training en voorlichting is hierbij van belang.

WAAROM HELPT DEZE NADERE INVENTARISATIE VAN BIJZONDERE GROEPEN

Een nadere inventarisatie kunt u mogelijk zelf uitvoeren aan de hand van bovenstaand stappenplan. Deze dient, als onderdeel van de RI&E, (opnieuw) getoetst te worden. Wij kunnen de toetsing of eventueel de uitvoering van deze nadere inventarisatie ook voor u doen. Wij hebben verschillende ervaren arbo-kerndeskundigen in huis met kennis van veiligheidskunde, arbeidshygiëne en arbeids- en organisatiekunde.

Z

Inzicht in de risico’s van bijzondere groepen helpt bij het maken van beleid

Z

De juiste aandachtspunten worden hierdoor vastgelegd zodat de leidinggevenden medewerkers goed kunnen informeren

Z

Het helpt bij het geven van de juiste voorlichting en instructie

OVERIGE NADERE INVENTARISATIE VERPLICHTINGEN

Arbeidsrisico’s met een nadere (of verdiepende) inventarisatieplicht moeten terugkomen in iedere RI&E. Voor welke arbeidsrisico’s bestaan er nadere voorschriften voor een verdiepende inventarisatie?

Wat zegt de wet?

Arbobesluit

Afdeling 9. Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

Artikel 1.40. Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 92/85/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 1992 betreffende maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (PbEG 1992, L 348).

Artikel 1.41. Risico-inventarisatie en -evaluatie
Indien in een bedrijf of inrichting een zwangere werknemer of een werknemer tijdens de lactatie werkzaam is of pleegt te zijn, wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden, opgenomen in bijlage I bij de richtlijn

Artikel 1.42. Organisatie van de arbeid
1. Onverminderd artikel 4:5 van de Arbeidstijdenwet, organiseert de werkgever de arbeid van een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie zodanig, richt de arbeidsplaats zodanig in, past een zodanige productie- en werkmethode toe en laat zodanige arbeidsmiddelen gebruiken, dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie.

2. Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door een tijdelijke aanpassing van de arbeid of door een tijdelijke aanpassing van de arbeids- en rusttijden voorkomen dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt, en wordt voorkomen dat een terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie.

3. Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt aan de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk andere arbeid gegeven.

4. Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk vrijgesteld van het verrichten van arbeid.

Artikel 1.42a. Voorlichting
De werkgever zorgt voor doeltreffende voorlichting over de risico’s van de arbeid tijdens zwangerschap en lactatie en de maatregelen die zijn genomen om de risico’s te voorkomen. De voorlichting vindt plaats binnen twee weken nadat de zwangere werknemer of werknemer tijdens de lactatie aan de werkgever heeft gemeld zwanger te zijn dan wel werkzaam te zijn tijdens de lactatie.

 

Afdeling 8. Jeugdigen

Artikel 1.35. Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 94/33/EEG van de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PbEG 1994, L 216).

Artikel 1.36. Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie
1 Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn of plegen te zijn wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan:

a) de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer;

b) de uitrusting en inrichting van de arbeidsplaats;

c) de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan stoffen, agentia en fysische factoren;

d) de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen;

e) het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie daarvan, en

f) het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting.

2 Voorts wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie bijzondere aandacht besteed aan de niet-volledige lijst van agentia, procédés en werkzaamheden, opgenomen in de bijlage bij de richtlijn.

Artikel 1.37. Deskundig toezicht
1 Indien in een bedrijf of inrichting jeugdige werknemers arbeid verrichten, wordt op die arbeid adequaat deskundig toezicht uitgeoefend. De inhoud en de mate van het toezicht is afhankelijk van de uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, gebleken gevaren die kunnen ontstaan, indien deskundig toezicht ontbreekt.

2 Indien uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 1.36, blijkt, dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren, met name voor arbeidsongevallen als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer, zijn verbonden, mag die arbeid slechts worden verricht, indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat die gevaren worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk is, mag die arbeid niet door jeugdige werknemers worden verricht.

Artikel 1.38. Arbeidsgezondheidskundig onderzoek
In aanvulling op artikel 18 van de wet worden jeugdige werknemers in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, zodra uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 1.36, blijkt, dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren, met name voor arbeidsongevallen als gevolg van het gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer, zijn verbonden.

Artikel 1.39. Uitzonderingen leerlingen en studenten in onderwijsinrichtingen
Deze afdeling en paragraaf 4 van afdeling 5 van hoofdstuk 3, paragraaf 2 van afdeling 10 van hoofdstuk 4, paragraaf 3 van afdeling 6 van hoofdstuk 6 en paragraaf 2 van afdeling 6 van hoofdstuk 7, zijn niet van toepassing op leerlingen en studenten in onderwijsinrichtingen.